Hoe houd ik...

mijn dieren in goede conditie: voedsel voor terrariumdieren


Piet Mantel & John Boonman

INLEIDING

Voor terrariumdieren heeft de diervoederindustrie lang niet altijd een pasklaar antwoord op de voedselbehoefte in de vorm van brokken, pellets of vlokken, dan wel (prijzige) bakjes voedseldieren. In de meeste gevallen heeft dit te maken met de gerichtheid van deze dieren op een grote diversiteit aan levend (vooral bewegend) voer. In een ander geval schiet de industrie tekort door onjuist samengestelde pellets op de markt te brengen, zoals het droogvoer voor plantenetende hagedissen, waarvan het vezelgehalte te laag is. Onderstaand artikel geeft een overzicht van tips en aanwijzingen hoe de terrariumhouder in eigen beheer voedsel en voedseldieren van goede kwaliteit kan verzamelen en aanbieden aan zijn of haar terrariumdieren.

WEIDEPLANKTON

Kleinere hagedissen en veel amfibieën geven de voorkeur aan een gevarieerd menu zoals weideplankton, waarmee een mengsel wordt bedoeld van allerlei lagere dieren die in het vrije veld voorkomen. Vooral heel jonge dieren kunnen hiermee meer dan eens aan het eten gebracht worden, met name omdat de oogst vaak uit heel kleine insecten en spinnetjes bestaat. Met een net van stevige stof én fijne mazen om een stevige beugel, is op een bij voorkeur warme en zonnige dag een groot aantal insecten en andere lagere dieren te vangen. In droge begroeiing is na een aantal slagen met het net voldoende buit te bemachtigen om een plastic zakje of een potje mee te vullen. Ook het met de hand zoeken onder stenen, tussen hout, op schuttingen en muren levert allerlei waardevolle voedseldieren op. Na regen of in de vroege ochtend kunnen op veel plaatsen slakken gevonden worden. Het is verstandig de verschillende porties uit te zoeken en in de gaten te houden welke voedseldieren wel en welke niet gegeten worden. Sommige rupsensoorten zoals die bijvoorbeeld van de stippelmot kunnen soms massaal verzameld worden, maar worden helaas niet gegeten. Ook andere makkelijk te verzamelen dieren zoals pissebedden, wespen, bijen en hommels worden niet of nauwelijks gegeten.

Verzamel niet op plaatsen waar bestrijdingsmiddelen of overmatig veel kunstmest gebruikt wordt. Mijd ook de nabijheid van autowegen.

KREKELS

Zowel huiskrekels (de bruine) als veldkrekels (zwart) worden in veel speciaalzaken in bakjes, gesorteerd op grootte, te koop aangeboden. Hoewel de kweek niet bijzonder ingewikkeld is, moet de opzet toch grondig zijn om een bevredigend resultaat te verkrijgen. Het is dus pas lonend om zelf de dieren te kweken als er voldoende afname is, maar gezien de prijs van krekels is dat toch al snel aan de orde. Een enkele Halsbandleguaan (Crotaphytus collaris) of Parelhagedis (Timon lepidus) eet al gauw voor enige honderden guldens per jaar aan krekels.

Krekels hebben veel warmte nodig (minstens 25ºC en liever nog 30ºC) en het zijn uitstekende klimmers en knagers. De kweek moet dus plaatsvinden in een goed geïsoleerde, perfect gesloten, maar wel geventileerde, bak met gladde binnenwanden. Sluit eventuele ventilatiegaten (vooral nodig in kleinere kweekbakken) af met benzinegaas. Vaak wordt voor een groot opgezette kweek een afgedankte vrieskist als basis gebruikt. Verwarming kan geschieden met een via een thermostaat geschakelde lamp van ongeveer 60 watt of beter nog een verwarmingselement dat geen licht geeft. Een Elsteinlamp is zeer geschikt. Gebruik een betrouwbare thermostaat. Deze moet vaak jarenlang dag in dag uit goed functioneren. En een keer een storing is vaak het einde van de kweek met alle ongemakken van dien. Een 25 watt lampje, dat 16 uur brandt is al voldoende als verlichting. Een klein ventilatortje kan voor de nodige luchtcirculatie zorgen. Om de leefoppervlakte te vergroten wordt de bak verder ingericht met proppen papier. Een plastic bakje, met een diepte van ongeveer 5 centimeter, gevuld met vochtige aarde zal door de volwassen dieren gebruikt worden als eilegplaats. Omdat krekels verwoede gravers zijn moet een passend stukje metalen horrengaas bovenop de aarde van het eilegbakje gelegd worden. Als we dit bakje nu om de dag vervangen en in een tweede kweekbak uit laten komen krijgen we een constante aanvoer van krekels. Omdat de aarde snel uitdroogt is het verstandig het doosje af te sluiten totdat de jonge krekels na 10-14 dagen uitkomen. Als voedsel voor de krekels is opfokvoer voor kippen heel geschikt, en bovendien uiterst betaalbaar. Om de dieren van voldoende vocht te voorzien voeren we groenvoer of fruit bij. Vooral kool wordt graag gegeten. Let er verder op dat de kweekbak niet te vochtig wordt, want een te vochtige kweek resulteert onvermijdelijk in een mijtenplaag. Het is daarom goed elke dag even naar de kweek te kijken zodat problemen direct opgelost kunnen worden.

Voorzichtig: jonge krekels kunnen door het kleinste gaatje ontsnappen en blijven in woonhuizen in leven. Weinig buren en huisgenoten waarderen dit.

SPRINKHANEN

Dit voedsel is ook in de speciaalzaak te koop maar nogal duur. De kweek van treksprinkhanen is zeer productief en heeft evenals die van krekels het voordeel dat we kunnen beschikken over voedseldieren van zeer verschillende grootte. Het grote voordeel van sprinkhanen is echter dat ze niet lichtschuw zijn. Verdwijnen krekels, wasmotlarven of noem maar op ogenblikkelijk onder een steen of iets dergelijks, sprinkhanen gaan direct in de zon of onder een lamp zitten, daar waar meestal de hagedissen zijn. Maar vooral in de winter is het voer problematisch: verse grassen en dan vooral stevige soorten zoals riet en vlotgras zijn vrijwel het enige geschikte voer voor treksprinkhanen. Alvorens een kweek op te zetten is het verstandig om na te gaan of de aanvoer daarvan gegarandeerd is. In het late voorjaar, zomer en herfst kunnen we langs sloten voldoende vlotgras en riet vinden. 's Winters zijn we aangewezen op groenblijvende bamboe en zelf gezaaide jonge maïs en tarweplantjes. Gebruik voor het zaaien geen 'echte' zaaigranen. Deze zijn vaak behandeld met zeer giftige middelen. Om het groen binnen de kweekbak langer vers te houden, zetten we het in een potje met water. Hierbij moeten we er goed voor zorgen dat de sprinkhanen niet in het water kunnen verdrinken, dus het voer moet strak in het potje passen.

Een van de twee soorten sprinkhanen die meestal gekweekt worden, de Woestijnsprinkhaan (Schistocerca gregaria), heeft als voordeel dat ze ook wel boerenkool eten. Doorgaans is de andere soort, de Afrikaanse Treksprinkhaan (Locusta migratoria), hiermee vergeleken productiever.

Een verblijf van 60x60x50 cm is een geschikte maat. Het handigst is om deze voedseldieren op een metalen rooster te kweken, zodat de overvloedige mest in een lade valt. Door deze lade te legen houden we het verblijf schoon zonder dat de sprinkhanen bij het schoonmaken ontsnappen. Aan de voorkant van het verblijf komt glas. De overige wanden moeten goed geïsoleerd zijn. In een van de wanden komt een klein deurtje. Verwarmen doen we door middel van gloeilampen die via een thermostaat geschakeld staan. Het is gunstig om een deel van de verwarming onder het rooster te plaatsen. In de kooien vallend daglicht heeft een gunstige invloed op de dieren De optimale kweektemperatuur is 34°C. Het verblijf wordt ingericht met wat klimtakken waar de dieren vooral gebruik van maken bij het vervellen. Naast het normale voedsel wordt een bakje met zemelen gegeven en een bakje met in suikerwater gedrenkt celstof. Deze suiker voorkomt door verhoging van de bloedsuikerspiegel kannibalisme bij de dieren. Volwassen dieren krijgen nog een eilegbakje. Hiervoor is een plastic bakje van ongeveer 10x10x8 cm, gevuld met vochtige turfmolm, heel geschikt. We beginnen de kweek met ongeveer tien geslachtsrijpe paren. Geslachtsrijpe Schistocerca zijn geel. Bij Locusta zijn de geslachtsrijpe mannetjes geel en de vrouwtjes bruin. Als de dieren groen worden zijn we met te weinig paren begonnen. (Er bestaan namelijk twee vormen: de trekvorm en de niet-trekkende vorm, afhankelijk van de bevolkingsdichtheid. De groene vorm is weinig productief.) De vrouwtjes zullen, als het goed is, spoedig hun eipakketten in het legbakje deponeren. Na een week vervangen we het bakje door een nieuw. Het beste is nu om het bakje, voorzien van een deksel, weg te zetten bij 34°C. De eieren komen na circa elf dagen uit. Uiteraard verwijderen we dan het deksel. Na drie tot vier weken zijn de dieren volwassen om vervolgens na een tot twee weken te gaan leggen.

MEELWORMEN

Meelwormen zijn in alle winkels voor dierenbenodigdheden naar gewicht te koop. Een complete voortplantingscyclus duurt maanden, zodat het alleen zinvol is de dieren zelf te kweken als er echt veel nodig zijn. De grote en kleine 'meelwormen' (morio- en buffalowormen; eigenlijk andere soorten) zijn alleen in speciaalzaken te koop. De kweek van beide laatste is wat problematisch en wordt hier verder niet behandeld.

Voor de meelwormenkweek is een gladde, vraatbestendige bak die met een gazen deksel afgesloten kan worden (de 'wormen' zijn de larven van torren die kunnen vliegen) een absolute noodzaak. De bak wordt gevuld met een dikke laag tarwezemelen, gemengd met ongeveer een gelijke hoeveelheid meel, en wat gist. Om het geheel luchtig te houden worden er proppen krantenpapier of stukken golfkarton doorheen gemengd. Af en toe gaan er een paar broodkorsten door. Bovenop de vulling komen enkele lagen textiel die af en toe bevochtigd worden.

De kweek wordt gestart met een portie meelwormen. Tussen de lappen kan wat vochtiger voer gelegd worden: wortelen, fruit, sla of bloemkool. Het voer mag nooit schimmelen en de laag zemelen moet zo min mogelijk beroerd worden. De meelwormen kunnen eenvoudig verzameld worden tussen de lappen. Meelwormen kunnen lage temperaturen verdragen maar voor een goede en niet al te langzame ontwikkeling zetten we de kist weg bij tenminste 20°C.

Het voordeel van een eigen kweek is natuurlijk ook dat we kunnen beschikken over kleine meelwormen en de kevers. We kunnen meelwormen nog waardevoller maken door ze een paar dagen voor gebruik in hoogwaardiger voedsel te plaatsen (bijvoorbeeld opfokvoer voor kippen) zodat ze met een 'goede' maaginhoud gevoerd worden. Ook voerkorrels zoals die in de bio-industrie worden gebruikt zijn heel geschikt. De uitwerpselen kunnen dan gemakkelijk tussen de korrels worden uitgezeefd. Let wel op eventuele mogelijk schadelijke toevoegingen aan deze korrels.

VLIEGEN EN MADEN

Het heeft niet vaak zin een complete kweek van vleesvliegen op te zetten. Maden zijn in alle hengelsportwinkels te koop, en vaak ook de poppen (deze laatste voor een symbolisch bedrag). De maden zelf zijn al bruikbaar en ze zullen zich na aankoop, door de wijze van verzamelen bij de kweker, vrij spoedig verpoppen. Uit die bruine poppen komen na vijf tot zes dagen vliegen die, nadat ze naast water een droog mengsel van vijf delen melkpoeder, vijf delen suiker en een deel biergist te eten hebben gekregen, een tijdje in de koelkast bewaard kunnen worden. Dit voeren is essentieel omdat we anders eigenlijk alleen een leeg en slecht verteerbaar vliegenhuidje voeren.

Ook de maden kunnen in zaagsel een tijdje koel bewaard worden zodat we het gebruik van een gekochte portie kunnen spreiden. Vermijd de gekleurde larven; die zijn kunstmatig gekleurd om ze voor de vissen (of de hengelaar?) aantrekkelijker te maken. Wie toch vliegen zelf wil kweken doet dit beter niet op vlees maar op een voedingsbodem. Een voedingsbodem is gemakkelijk op de volgende manier te bereiden. Kook in 175 ml water 7 g agar. Meng 35 g volle melkpoeder en 35 g biergistpoeder met opnieuw 175 ml water. Meng de twee 'oplossingen' en laat het mengsel afkoelen in een pot van een liter. Op deze voedingsbodem kunnen nu vliegeneieren gezet worden. Daarna wordt alles afgedekt met een laag zaagsel en de kweek is begonnen. Eieren kunnen worden verzameld door in een kooitje met vliegen een schaaltje neer te zetten met daarin een met volle melk doordrenkte prop celstof. De eieren zijn te zien als kleine witte staafjes. Bij 25ºC levert een voedingsbodem na elf dagen ongeveer duizend vliegen op.

FRUITVLIEGEN

Ook fruitvliegen zijn in de gespecialiseerde handel te koop, zowel in een vliegende als niet-vliegende variant. Bij een kweektemperatuur van 25ºC duurt een complete cyclus ongeveer twee weken. Als kweeksubstraat dient tot moes gewreven rijp fruit dat we met bloem of gelatine tot een stevige brij verwerken. Een stukje gist versnelt het noodzakelijke gistingsproces en een druppeltje propionzuur voorkomt schimmelvorming. De vliegjes krijgen een droge zitplaats in de vorm van een rolletje papier dat in de voedingsbodem gestoken wordt of door een plukje houtwol of stro. Bovendien wordt zo het water dat altijd op de voedingsbodem ontstaat opgenomen.

WASMOTTEN

Wasmotten worden tegenwoordig gekweekt op een kunstmatige voedingsbodem die als startmateriaal bij de gespecialiseerde handel te koop is, en niet meer op echt bijenraat. Wie zelf de voedingsbodem wil maken gaat als volgt te werk: meng 900 g tarwebloem met 250 g magere melkpoeder, 300 g tarwekiemen en 150 g biergistpoeder. Verwarm in een pan 100 g honing met 120 g glycerine en 60 g gele was, totdat de was smelt. Meng daarna het poedermengsel met tarwebloem enz. door het vloeistofmengsel totdat er een dikke brij ontstaat. Meng deze goed met een mixer. Voeg nog wat van het vaste mengsel toe totdat de substantie korrelig wordt. De voedingsbodem is nu klaar voor gebruik.

Wasmotlarven kunnen gekweekt worden in goed sluitende plastic dozen van 20x20x8 cm met een ventilatieopening voorzien van benzinefiltergaas. Ontsnapte wasmotlarven vreten behalve hard plastic, beton, glas en staal, echt alles kapot. Bezuinig dus niet op het (dure) benzinefiltergaas. We beginnen de kweek door een aantal motten, of eventueel larven, in een doos met voedingsbodem te doen. De kweek behelst verder niets anders dan de dozen warm zetten, geregeld vers voedingsmateriaal toevoegen en op gezette tijden de larven en de motten oogsten. Let op: de motten zijn goede vliegers. Open de kweekdoos in het terrarium.

Wanneer er nu teveel afval in de dozen komt vangen we een flink aantal motten, zetten deze in een apart doosje met wat proppen vetvrij papier. De motten zullen hierop duidelijk zichtbaar hun eieren afzetten die voor een nieuwe kweek gebruikt kunnen worden. Uit de oude doos kunnen nu de overige motten en larven gebruikt worden.

TUBIFEX

Het zelf kweken of verzamelen van tubifex is tegenwoordig niet meer lonend. Iedere handel in aquariumbenodigdheden levert de wormpjes het hele jaar door. Tubifex kan het beste in niet te grote porties in koud water bewaard worden. Van belang is dat men regelmatig het water ververst en de dode wormpjes wegspoelt.

WATERVLOOIEN

Watervlooien kunnen gevangen worden in schone, plantenarme, maar voedselrijke, zonnige watertjes: dorpsvijvers, kiezelgroeven, slootjes of ondiepe bochten in rivieren. Vang niet midden op de dag als het heet is. Gebruik een flink net met een lange steel en transporteer de vangst in potten, emmers of andere vaten met een flinke hoeveelheid lucht erboven. Na thuiskomst moeten de vlooien over grote vaten met vers water van dezelfde temperatuur verdeeld worden. Het is goed dit water vooraf een tijdje flink te doorluchten.

Watervlooien zijn eenvoudig zelf te kweken in vijvers of ingegraven vaten in de tuin. In de zomer moet voor enige schaduw gezorgd worden en in de winter moet bevriezing voorkomen worden. Als voedsel kan dienen: de opgeloste delen van organische mest dan wel bloed- of vismeel. Pas op voor teveel voederen.

Watervlooien zijn soms te koop. Dat is alleen dan aan te raden als er maar kleine porties nodig zijn.

MUGGENLARVEN

Muggenlarven zijn zelf te vangen. De rode (in sommige streken bloedwormen genoemd) leven in de modder van allerlei watertjes; de witte, doorzichtige in de middelste waterlagen; en zwarte aan de oppervlakte. Vooral rode muggenlarven zijn te koop bij aquariumwinkels. Ze zijn geruime tijd in koel of in stromend water goed te houden. Witte muggenlarven zijn soms in kleine porties te koop. Zwarte muggenlarven zijn makkelijk in grote hoeveelheden te kweken op een manier vergelijkbaar met die van watervlooien: in een vijver of ton op een beschutte plek in de tuin met wat stalmest om de kweek op gang te krijgen. Nadeel: de zwarte muggenlarven ontwikkelen zich tot steekmuggen.

REGENWORMEN

Manieren om aan regenwormen te komen: kweken, kopen bij de hengelsportwinkel of zelf verzamelen in het veld, bij voorkeur na regen of bij graaf- of spitwerkzaamheden. Een goede methode is ook om een spade in de grond te steken en daar tegenaan te slaan. De wormen komen dan tevoorschijn.

Zelf kweken is mogelijk. Gebruik bakken van minimaal 50x50x30 cm gevuld met vochtige tuinaarde vermengd met een emmer rottend blad. De oppervlakte moet afgedekt worden met een laagje ongekookte groente, fruit en aardappelresten. Hier overheen komt een licht vochtige doek. Deze bak wordt op een koele plaats gezet. Starten doen we met ongeveer 100 wormen per bak. Regelmatig bijvoeren. De bak moet afgedekt worden met een deksel van horrengaas of er moet een lampje branden in de ruimte waarin de bak staat. Anders zullen er wormen ontsnappen.

Overigens bestaan er ook bij de regenworm veel soorten. Niet iedere soort blijkt even smakelijk. De wat gelige, enigszins stijve exemplaren uit de composthoop lusten maar weinig van onze dieren. Bij het starten van een kweek nemen we bij voorkeur een rode vorm.

SLAKKEN

Slakken, zowel met als zonder huis, zijn praktisch niet zelf in grote aantallen te kweken, noch zijn ze te koop. Ze moeten dus verzameld worden. Dat kan het hele jaar door in schaduwrijke tuinen, onder heggen, in brandnetelbosjes, aan de voet van stenen muurtjes, in plantsoenen met Ligularia. De meeste slakken worden 's ochtends vroeg en na een regenbui gevonden. Vooral huisjesslakken zijn geruime tijd te bewaren in jampotten met gaatjes in het deksel en met wat plantaardig voer.

MUIZEN EN RATTEN

Als er regelmatig muizen of ratten nodig zijn als voedsel is een eigen kweek onvermijdelijk; kopen in de winkel wordt snel erg kostbaar.

Voor een kweekpaar muizen (of trio, één mannetje en twee vrouwtjes) is een verblijf van 45x25x15 cm voldoende, de bak voor ratten is minstens twee keer zo groot. De speciale kunststof bakken met traliedeksel en drinkfles zijn het meest geschikt. Hoewel meestal zaagsel als bodembedekking gebruikt wordt, absorbeert turfmolm de urinelucht beter, maar stuift wel veel meer. Een laag hooi wordt op prijs gesteld. Als voedsel dienen speciale knaagdierkorrels of andere spijzen als brood, graan, zemelen enzovoort. Met de knaagdierkorrels is de kweek echter veel productiever. Geef twee of drie keer in de week wat groenvoer en een schijfje wortel of iets dergelijks.

Muizen zijn na acht weken al geslachtsrijp. Een muis eet 3-6 gram per dag. Een zogend vrouwtje neemt echter veel meer tot zich. De draagtijd bij een muis is 19 dagen en een vrouwtje is direct na de worp weer vruchtbaar. Een vrouwtje kan per jaar wel honderd nakomelingen krijgen. De jongen komen naakt en blind ter wereld. Het nest moet in de eerste vier à vijf dagen voorzichtig behandeld worden omdat de kans anders bestaat dat de moeder de jongen doodt. Na tien dagen gaan de ogen open. Na drie weken zijn de jongen onafhankelijk. De eerste drie maanden vechten de mannetjes niet, daarna neemt de kans daarop toe. Bij de rat is de draagtijd 20-23 dagen en na drie tot vier maanden kunnen ze voor de fok gebruikt worden. Een volwassen rat eet ongeveer 15 gram per dag.

Er bestaan veel verschillende ratten- en muizenstammen. Ga bij het opzetten van een kweek uit van dociele, niet-agressieve vormen. Exemplaren uit het vrije veld zijn af te raden: deze zijn vechtlustig en bevatten vaak allerlei parasieten.

VISSEN

Sommige slangen eten uitsluitend vis en soms ook alleen nog maar als die levend is. In dat geval moeten we 's zomers op visvangst gaan. Dat lijkt heel eenvoudig maar het is lang niet altijd mogelijk om op het juiste moment de juiste vis te vangen.. De inheemse vissoorten zijn vaak te groot en jonge vis is lang niet altijd voorhanden. Zelf vis kweken vergt veel tijd en ruimte maar is wel mogelijk als een goed kweekbare soort zoals de bekende gup (Lebistes reticulatus) wordt genomen. Maar het blijft een hele onderneming en het is nuttig om te bekijken of een goede visaanvoer gegarandeerd is voordat besloten wordt visetende dieren te gaan houden.

Het wordt al veel eenvoudiger als ook dode vis gevoerd kan worden. Dan kunnen we een diepvriesvoorraad aanleggen. Een geschikte soort die graag gegeten wordt, klein is en goed verkrijgbaar, is de spiering (Osmerus eperlanus). Hengelsportzaken verkopen het hele jaar ingevroren spiering maar ze zijn vooral in het najaar bij de vishandel ook vers verkrijgbaar.

Bij het gebruik van ingevroren vis ligt er een gevaar op de loer. Veel vissoorten bevatten een enzym thiaminase dat vitamine B1 (=thiamine) afbreekt. Dit proces gaat ook door bij ingevroren vis, en deze zal na verloop van tijd daarom geen vitamine B1 meer bevatten. Slangen die met ingevroren vis gevoerd worden, zullen dus na verloop van tijd een tekort krijgen aan deze vitamine. Dit tekort uit zich doordat de slangen ongecoördineerde draaiende bewegingen gaan maken. Het euvel is gemakkelijk te genezen, maar veel beter nog te voorkomen, door de dieren bij het voeren elke paar weken een heel geringe hoeveelheid vitamine B1 te geven.

PLANTEN

Als plantaardig voer komen zowel wilde planten als gekweekte planten in aanmerking. Voor kruiden uit de natuur geldt hetzelfde als opgemerkt bij de sectie weideplankton: kies een verzamelplek die niet te dicht bij een verkeersweg ligt of die anderszins verontreinigd kan zijn. Ook overmatige bemesting moet in de gaten gehouden worden. Het is verstandig een goede determinatietabel of flora achter de hand te houden omdat er nogal wat giftige planten zijn.

Groente en in mindere mate ook fruit zou eigenlijk het beste uit eigen moestuin betrokken kunnen worden. Slechts dan is er zicht op het gebruik van kunstmest of bestrijdingsmiddelen. Omdat zoiets lang niet altijd mogelijk is, zal er teruggegrepen moeten worden op de groentendetailhandel, zeker in de winter. Gebruik steeds verse en niet verlepte, verdorde of beschimmelde groenten. Vooral in de winter is het nitraatgehalte van (kas)groenten zeer hoog en bij bederf zal het giftige nitriet zeker onaanvaardbaar hoge niveaus bereiken. Om dezelfde reden is het zinvol in de winter bladgroente te betrekken uit landen waar de zon langer schijnt (meestal rond de Middellandse Zee), maar daar worden dikwijls nog veel giftiger bestrijdingsmiddelen gebruikt. Minstens grondig wassen dus. Daarnaast: voer een nieuwe portie niet ineens aan alle dieren, dit beperkt een eventueel risico.

Kiemgroenten (taugé, alfalfa) kunnen het hele jaar door zelf gekweekt worden door op een vochtig substraat (papier, spons, kunststof) de zaden te laten ontkiemen. De zaden zijn verkrijgbaar in bijvoorbeeld macrobiotische winkels of via postorderbedrijven. In korte tijd zijn de spruiten beschikbaar en als we een goed geplande wisselcultuur toepassen, hebben we altijd op de door ons gewenste momenten vers voer.

Paardebloemen, die door zeer veel plantenetende reptielen gewaardeerd worden, laten zich 's winters op een lichte plaats opkweken in bloempotten. De planten kunnen met pot en al in een terrarium geplaatst worden. Nadat het groen is opgegeten gaan ze weer terug naar de kweekplaats en zorgen zelf na enige tijd voor een nieuwe productie van vers groen. Op vergelijkbare wijze kan men raapsteeltjes uit zaad opkweken, het groen eraf laten grazen en de kweekbakjes weer opnieuw laten uitlopen buiten het terrarium.