Hoe houd ik...

Ringslangachtigen en Kousebandslangen


Steven Bol

INLEIDING

Ringslangachtigen en Kousebandslangen hebben in het algemeen een levenswijze waarbij ze veel tijd in het water doorbrengen. Ze zijn aangepast aan het leven in rivieren, meren, moerassen, sloten, poelen en dergelijke. Ze voeden zich dan ook met amfibieën, vissen en wormen. De soorten zijn in verschil lende mate afhankelijk van het water. Zo brengt in Europa de Dobbelsteenslang (Natrix tessellata) een groot gedeelte van zijn leven onder water door, jagend op vissen. De Ringslang (Natrix natrix) jaagt daarentegen meer langs de oevers op kikkers.

Van veel soorten is nog maar weinig bekend. Soms zijn er nog geheel geen terrariumervaringen mee opgedaan.

GESLACHTSONDERSCHEID

De vrouwtjes worden meestal een stuk groter dan de mannetjes. Voor een geoefend oog is het geslachtsonderscheid goed aan de staartwortel te beoordelen. Vanaf de buikzijde gezien blijft de staartwortel bij de mannetjes na de cloaca even dik, of wordt zelfs iets dikker, waarna de staart geleidelijk dunner wordt. Bij de vrouwtjes wordt de staartwortel meteen na de cloaca dunner (veel Ringslangachtigen) of er is eerst een korte verdikking van de staart waarna de staart snel dunner wordt (Kousebandslangen).

Het is verstandig om nakweekdieren aan te schaffen. Deze zijn vrijwel altijd vrij van in- en uitwendige parasieten zoals bloedmijten, teken, wormen enzovoorts. Bekijk de dieren vooraf nauwkeurig. De ruggegraat mag niet te zien zijn, het lichaam moet enigszins stevig aanvoelen en de slang moet alert reageren op bewegingen. Een gezonde slang zal geregeld tongelen. De bek moet goed sluiten en de mondholte moet rein zijn. Op de buik mogen geen bruinige of rode ontstekingen te zien zijn. De cloaca moet schoon zijn zonder aangekoekte fecesresten. Op de rug mogen geen blaasjes of bruinige ontstekingen zitten. Vraag de aanbieder of de dieren al zelfstandig eten en wat ze gegeten hebben.

TERRARIUM

Voor één of twee volwassen paartjes dient de minimummaat van het terrarium te liggen tussen 60x40x40 cm (lxbxh) voor kleinere soorten, en 100x50x50 cm voor de grotere soorten. In mijn terraria bestaat de verwarming en de verlichting meestal uit gloeilampen. Door de lamp(en) in een hoek te hangen, zorg ik er voor dat er plaatselijk temperaturen heersen van ongeveer 30-35°C. De rest van de bak is dan koeler: afhankelijk van de kamertemperatuur 18-25°C. Deze temperatuurgradiënt stelt de dieren in staat om hun eigen optimumtemperatuur op te vinden. 's Nachts daalt de temperatuur afhankelijk van het seizoen tot 10-25°C. Voor de verlichting kunnen ook Tl-buizen of halogeenlampen in aanmerking komen. Ik laat de lampen meestal 12-14 uur per dag branden.

Het terrarium dient goed te ventileren, bijvoorbeeld door een deksel gedeeltelijk uit metaalgaas te maken. De inrichting kan op meerdere manieren gebeuren. Ik werk vaak met grof grind als bodembedekking, soms met zaagsel, versnipperd hout, bladeren of bosaarde. Scherp zand heeft als nadeel dat het aan het voer blijft kleven waardoor de slangen grote hoeveelheden zand kunnen binnenkrijgen, of de prooi weer uitspugen. Het is essentieel dat tenminste een gedeelte van de bodem echt droog is. Zonder deze optie zullen de meeste soorten snel allerlei huidproblemen gaan vertonen (zoals 'pokken'). Een waterbak mag niet ontbreken. Deze kan maximaal eenderde van het bodemoppervlak uitmaken.

Stenen en stukken schors dienen als schuilplaats en om de oude huid bij de vervelling af te stropen. Een enkele tak kan de slangen in staat stellen om onder een gloeilamp te gaan zonnen.

GEDRAG

Ringslangachtigen en Kousebandslangen zijn vrij actief. Zeker in een wat ruimer terrarium zullen de slangen geregeld hun zon- of schuilplaats verlaten en door het terrarium kruipen. Voor de wat meer aquatisch levende soorten is een ruime waterbak met daarin levende visjes een lust voor het oog.

Veel van de in terraria gehouden soorten uit deze groep kennen in hun verspreidingsgebied een winterrust van twee of meer maanden. Deze is cruciaal voor hun bioritme. Vrijwel al mijn slangen krijgen in de winter een rustperiode van 4 tot 16 weken bij 4-16°C (afhankelijk van de soort). In de herfst stoppen de slangen met eten. Laat de dieren nog minstens anderhalve week na hun laatste maaltijd warm in het terrarium zodat ze hun darmen legen. Vervolgens schakel ik de verwarming uit en laat de dieren acclimatiseren bij 15-20°C. Ik doe de meeste soorten in een klein plastic bakje met vochtig zaagsel en wat bladeren in de koelkast bij 4-8°C. Het bakje moet enkele ventilatiegaten hebben, maar mag niet uitdrogen.

Soms haal ik de mannetjes één tot twee weken eerder uit de winterrust. Wanneer de dieren voor het eerst weer verveld zijn, worden er vaak heftige pogingen tot paren ondernomen. Bij deze slangen moet je echter niet de dieren gescheiden houden tot de eerste vervelling en ze dan pas laten paren, want dan is het voor enkele soorten al te laat. Het eten begint 1-3 weken na de rustperiode en bevruchte vrouwtjes zullen al snel duidelijk in omvang toenemen.

De Nerodia  en Thamnophissoorten uit Noord- en Midden Amerika zijn eierlevendbarend. De Europese en Aziatische ringslangen zijn op één soort na eierleggend. Ergens tussen mei en juli worden de eieren gelegd. De slangen moeten de beschikking hebben over een eiafzetplaats in de vorm van een plastic doosje met een gat in het deksel; het doosje moet gevuld zijn met vochtig mos of zaagsel of iets dergelijks. Zodra de eieren zijn gelegd (herkenbaar aan de sterk ingevallen flanken van het vrouwtje), worden ze in een broedstoof gelegd en au bain Marie uitgebroed bij 25-28°C. Afhankelijk van de soort en de broedtemperatuur komen de eieren na 30 tot 60 dagen uit.

SOORTEN

Goed houdbare soorten zijn onder andere veel soorten Kousebandslangen zoals de Gewone Kousebandslang (Thamnophis sirtalis) en de Prairiekousebandslang (Thamnophis radix). Met name de ondersoort die door veel Nederlandse liefhebbers als T. sirtalis similis wordt aangeboden (het gaat hier echter bijna altijd om T. sirtalis sirtalis uit Florida), doet het heel goed in een terrarium. Van de Nerodiasoorten is vooral Nerodia fasciata (Gebandeerde Waterslang) zeer goed te houden.

Bij de Europese soorten Ringslangachtigen ligt het wat moeilijker. Natrix natrix, onze Ringslang, valt onder de Natuurbeschermingswet en mag dus niet gehouden worden. Natrix tessellata, de Dobbelsteenslang valt onder de Wet BUDEP en mag alleen met ontheffing gehouden worden. Natrix maura (Adderringslang) valt wonderlijk genoeg niet onder deze wet. Deze soort en de Dobbelsteenslang zijn goed te houden maar ze zijn vaak moeilijk aan dood voer te wennen, wat vooral bij de jongen problemen kan geven.

VOEDSEL

Het voedsel van deze slangen kan uit zowel levende als dode vis bestaan. Sommige jonge Kousebandslangen eten ook wormen. De vis kan diepgevroren spiering of een diepgevroren mengsel van zoetwatervisjes zijn. Sommige soorten willen alleen levende visjes eten. Strooi over vis uit de diepvries wat multivitamine in poedervorm en voeg een paar druppels vitamine B1 of B-complex toe.

ZIEKTEN

Sommige vissoorten bevatten thiaminase, een enzym dat vitamine B1 afbreekt. Dit kan bij slangen die uitsluitend diepvriesvis eten evenwichtsstoornissen geven, waarbij de slangen met omgekrulde nek en kop rondkruipen. Deze aandoening verloopt dodelijk zonder behandeling. Voorkom dit door de vis voor het invriezen enkele minuten te verhitten tot 80°C of door voldoende vitamine B1 te geven. Genezen is mogelijk door direct extra vitamine te geven. Als dit niet helpt, moet een dierenarts vitamine B1 injecties geven.

Controleer de uitwerpselen een of twee keer per jaar gecontroleerd op wormen en flagellaten. Dit is vaak iets voor een dierenarts.

Een veel gemaakte beginnersfout is het te nat houden van deze waterminnende slangen. Een flink gedeelte van het terrarium moet absoluut droog zijn. Nieuw aangeschafte dieren, vooral wildvang, behoren een aantal maanden in quarantaine gehouden worden, zodat eventuele parasieten en ziekten doelmatig bestreden kunnen worden.

INLICHTINGEN

Er bestaat een vereniging die zich alleen met Thamnophis bezig houdt: EGSA (European Garter Snake Association): R. Jansen, Soevereinhof 14, NL-5551 TS Valkenswaard.