Hoe houd ik...

Rattenslangen (Elaphe) uit gematigde streken


Freek Gillissen

INLEIDING

Er zijn grote en er zijn kleine Rattenslangen. De kleinste wordt niet langer dan zeventig cm terwijl de grootste meer dan tweeënhalve meter lang wordt. Elaphesoorten komen voor in Europa, Azië en Noord  en Midden Amerika. Ze zijn allemaal eierleggend, behalve de Chinese Elaphe rufodorsata die eierlevendbarend is. Halverwege de jaren zeventig kwamen slangen van het geslacht Elaphe (Rattenslangen) toenemend in de belang­stel­ling. Ze zien er fraai uit, zijn goed houd­baar, betaalbaar en, zoals al snel bleek, vaak goed te kweken.

De eerste veelgekweekte Rattenslangen waren Noord-Ameri­kaan­se soorten. Vooral Elaphe guttata, de Korenslang of Maïsslang, is de "beginnersslang" bij uitstek. Aan de hand van eigen ervaringen be­schrijf ik de eiaf­zetting, broed­tijd en de zorg voor de nakomelin­gen.

Zeker als u voor het eerst slangen gaat houden, is het aan te raden om met in Neder­land ge­kweekte slangen te beginnen. Die dieren zijn vrijwel zeker ziektekiem­vrij, en de kweker is een vraagbaak in geval er toch problemen ontstaan. Zo wordt de kans dat uw eerste slang snel dood gaat, een stuk kleiner.

Een gezonde slang is levendig. Hij zal als je hem oppakt, na van de schrik bekomen te zijn, proberen te ontsnappen. Ko­renslangen zijn gewoonlijk handtam, maar jonge dieren willen een enkele keer wel eens bijten.

GESLACHTSONDERSCHEID

De staartwortel loopt bij vrouw­tjes na de cloaca geleidelijk taps toe door tot de staartpunt. Bij mannetjes is, na de cloaca, de staart over een paar centi­me­ter dik­ker (met name in de paartijd) omdat hier de twee hemi­penissen liggen opge­slagen. Het laatste stuk staart van de manne­tjes is meestal langer en dun­ner dan die van vrouwtjes.

Meer zeker­heid kun je krijgen door een zeer ervaren slangenhou­der (of een dierenarts) te vragen de dieren te seksen door sonda­ge. Hierbij wordt een dunne knopsonde in de cloaca ingebracht in de rich­ting van de staart­punt. Bij vrouwtjes is er nauwelijks toegang tot de staart­wortel maar bij mannetjes kan de sonde soms wel twee cm naar bin­nen geschoven worden. Deze handeling kan gevaar opleveren voor het dier, ga niet zelf experimenteren.

TERRARIUM

Voor een paartje volwassen Korenslangen is een terra­rium met minimummaten van 60x50x80 cm (lxbxh) nodig. Let er vooral op dat de boven­zijde een goede ventilatie heeft. Het beste terra­rium heeft twee schuifruiten aan de voorzijde. Maar laat een erva­ren terrari­aan u adviseren over de constructie van de bak. Slan­gen zijn echt geboren ont­snappers. De inrichting kan het best zo eenvoudig mogelijk zijn. Een goed schoon te houden waterbak is zeer essen­tieel, deze slangen drin­ken vaak en veel. Een omgekeerde bloempot biedt de ruimte om zich te verschuilen. Dit is extra belang­rijk voor drachtige wijfjes en dieren die gaan vervellen. Een aantal klimtakken vergroten de kruipmo­ge­lijkheden en zijn nuttig bij het af­stropen van de oude huid.

Als bodembedekking prefereer ik beukenschilfers, maar houtmot is ook goed. Anderen geven de voorkeur aan krantenpapier, dit is een hygiënische vorm om dieren te verzorgen. Een reflector­lamp gecombineerd met een warmtemat is een goede manier om het terrarium te verwarmen. Zorg voor een plek met een tempe­ratuur tussen de 26 32ºC waar de slangen kunnen opwar­men. Voorkom dat zij op de lamp kunnen liggen, of tussen de lamp en de fitting kunnen kruipen: de slan­gen zullen zich dan ernstig ver­bran­den. Als de temperatuur in het terrarium te hoog is, gaat een slang veel in de water­bak liggen zonder te hoeven vervel­len. Bedenk dat het gedurende de zomermaan­den zo warm kan zijn dat de kamertem­pera­tuur voldoende is en de verwarming uitgeschakeld kan worden.

GEDRAG

In de warme maanden juli en augustus (boven de onge­veer 25ºC) zet ik vaak alle ver­warming uit. Buiten deze periode ver­warm ik de bak met kabel­verwar­ming en een spot. Vanaf begin oktober voer ik niet meer en laat de temperatuur dalen tot de gewone kamertem­peratuur. De slangen stoppen zelf met eten en lozen hun laatste ontlas­ting. Dit proces duurt vier tot zes weken. De slangen zijn nu gereed voor de win­terslaap. De slangen kunnen in het terra­rium blijven, of in over­winterings­bak­ken ondergebracht worden. De temperatuur tijdens de overwinte­ring moet tussen de 10 15ºC zijn, maar mag van tijd tot tijd iets zakken, maar niet onder de 5ºC. Ik laat de dieren over­winte­ren in plastic bakken die, op een paar ventila­tiegaten na, goed afgeslo­ten zijn. In de bakken zit vochtig houtmot of bladeren. Let goed op, als het houtmot te nat is, rotten de slangen weg.

Eind februari, begin maart, breng ik de tempera­tuur, en in de terraria de ver­lich­tings­duur, lang­zaam omhoog. De dieren ontwaken uit de winterslaap en als het goed gaat, gaan de dieren paren en later eten. Zorg dat met name de vrouwtjes zoveel kunnen eten als zij op kunnen. De mannetjes eten vrijwel nooit gedurende de paartijd. Eind mei-eind juli leggen de vrouwtjes de eie­ren. Ik doe die in een plastic (koel­kast )doos gevuld met vochtig houtmot, vermiculiet of sphagnum. Veelal zullen de vrouwtjes zo'n twee maanden voor het leggen van de eieren minde­ren of stoppen met eten.

De Korenslang is goed te kweken: de afgelo­pen tijd heb ik ongeveer 400 Korenslangeieren uitgebroed met als resultaat zo'n 350 jonge Korenslangen. De Korenslang legt, afhankelijk van de leeftijd, tussen de vijf en 25 eieren. Vlak na het leggen van de eieren kunnen de vrouw­tjes enorme hoeveelheden muizen eten om weer bij te komen.

De eieren hebben een hoge luchtvochtigheid nodig om uit te komen. De omgevingstemperatuur moet tussen de 26-29ºC liggen. Na het leggen mogen de eieren niet gedraaid worden. De eerste twee weken hebben de eieren veel water nodig. Dage­lijkse controle van de vochtigheid van het substraat is sterk aan te raden.

Na zo'n 60-70 dagen komen de jongen uit. Gun de jonge slangen rustig de tijd om uit het ei te komen en de rest van de ei­dooier te resorberen. Als de jongen rond­kruipen, kunnen ze uit de broed­stoof gehaald worden. Ik zet de jongen daarna in aparte bakjes; nooit meer dan twee dieren bij elkaar. Na tien dagen vervellen ze voor de eerste keer en zullen doorgaans direct zelfstan­dig eten. Eet een jong niet direct, geen paniek. Probeer in geen geval de slang met dwang te voederen. Probeer liever de slang in een kleine ruimte op te sluiten met een babymuisje. Houd er reke­ning mee dat Korenslangen van nature 's avonds en 's nachts eten. Over het algemeen eten vrouwtjes sneller en meer. Het is dan ook aan te bevelen de jongen apart van elkaar eten te geven. Het gevaar is dat twee slangen ieder aan een kant van een muis beginnen te e­ten. De grootste zal vaak dooreten en dan ook z'n kleinere soort­ge­noot verorberen.

Uit ervaring weet ik dat bij ieder duo slangen er altijd een slang is die alles voor de neus van de ander weg eet en dus al snel groter is. Voer daar­om slan­gen steeds onder toe­zicht, ook de vol­wassen exempla­ren!

SOORTEN

Ook de ondersoort van de Korenslang Elaphe guttata emory is een eenvoudig te houden slang. Beperk u als beginnend liefhebber tot soorten die in Nederland gekweekt worden.

Andere soorten die op ongeveer dezelfde manier gehouden kunnen worden, zijn de diverse ondersoorten van de Amerikaanse Rattenslang (Elaphe obsoleta), met name de gele en de rode varianten (Elaphe obseleta quadrivittata en Elaphe obseleta rosaleni). De Amoer-ratten­slang (Elaphe schrenckii) en de Chinese Luipaard­slang (Elaphe bimaculata) zijn eenvoudig te houden slangen uit Azië.

Soorten als de Zwarte Rattenslang (Elaphe obseleta obsoleta), de Chinese Vierstreepslang (Elaphe taeniura friesi) en de Chinese Stinkslang (Elaphe carinata) zijn voor beginners af te raden. Deze slangen zijn door hun nerveuze karakter en lengte van tweeëneenhalve meter moeilijk te houden. Ook de Euro­pese Rattenslan­gen zijn voor een begin­ner af te raden. Deze zijn bovendien wettelijk beschermd, uitgezonderd de Ladderslang (Elaphe scalaris), en kunnen uitsluitend gehouden worden met een ontheffing van het ministerie van Landbouw.

VOEDSEL

De voeding bestaat uit muizen en halfwas ratten. Afhan­kelijk van de grootte van de slang moet de grootte van de muis aange­past worden. Zo eten hele jonge slangen net geboren muisjes. Na de winterslaap geef ik één of twee maal een multivi­tami­neprepa­raat aan de slangen (in het water of een paar druppels op een muis). Ik ga er van uit dat een gezond voedseldier genoeg minera­len en vitaminen bevat om te kunnen voldoen aan de vraag van het lichaam van de slang.

ZIEKTEN

Een goed doorvoede, gezonde slang heeft een mooie gladde huid. Losse stukjes vel duiden doorgaans op een conditieprobleem. De kleuren moeten helder, de huid moet glanzend zijn (behalve natuurlijk vlak voor een ver­vel­ling; dan is de huid dof en zijn de ogen troebel). De rug moet mooi rond zijn met een groef in het midden. Het is belangrijk om goed naar de kop van de slang te kijken. Als er ver­dik­kingen op de kaakrand te zien zijn (wat vaak gepaard gaat met wrijven van de verdik­king tegen een tak of de waterbak), duidt dit op een infec­tie die door een dierenarts behandeld moet worden.

Let ook goed op parasieten op de huid, kleine zwarte of rode puntjes op de huid zijn bloedluizen. Deze parasieten zijn lastig te bestrijden. Het is af te raden een dier met bloedluis te kopen. Een slang kun je controleren op bloedluis door met name de oogranden en de huidplooien onder de kop te onderzoeken. Slangen met bloedluizen stoppen met eten. De luizen parasiteren de slang, op lange termijn gaat het dier dood door uitputting en ondervoeding. In overleg met een ervaren terrariumhouder of dierenarts kan men een toch optredende besmetting met chemische middelen bestrijden.


Het is verleidelijk om meerdere soorten slangen in een terra­rium te huisvesten. Doe dit niet want het is vragen om proble­men. Eén soort Elaphe per bak en dan niet teveel exemplaren is het beste. Begin echt eerst met één soort en kijk hoe het slangenhouden bevalt, aleer u meerdere soorten aanschaft. Doe geen impulsaankopen, en realiseer u dat slangen muizen eten; ga eerst na of die ook eenvoudig bij u in de buurt te krijgen zijn. Een alternatief is zelf muizen kweken, maar daar moet u ruimte en tijd voor hebben.

Tot slot: begin met een gezond nak­week­dier van een ervaren liefheb­ber!