Hoe houd ik...

Kikkers en padden


Jan Verkade

INLEIDING

De meeste kikkers en padden houden van een beschutte omgeving om zich aan het zicht van hun natuurlijke vijanden te kunnen onttrekken. Vele zijn 's nachts actief, zodat u ze in het terrarium weinig zult zien. Bedenk dit vooraf bij de aanschaf.

Bekende nachtactieve soorten zijn de 'echte' boomkikkers van het geslacht Hyla dat vertegenwoordigers in alle werelddelen heeft. De makikikkers (geslachten uit Midden- en Zuid-Amerika) en de schuimnestboomkikkers uit Zuidoost-Azië en Afrika zijn andere bekende nachtactieve boomkikkers. Voorbeelden van veel gehouden dagactieve kikkers zijn de pijlgifkikkers uit Midden- en Zuid-Amerika en de Mantella's uit Madagascar.

De Klauwkikkers uit Afrika en de Pipa's uit Zuid-Amerika zijn volledig in water levende kikkers.

GESLACHTSONDERSCHEID

Het is dikwijls lastig om het geslacht bij de dieren te bepalen. Bij goeddoorvoede volwassen dieren zijn de vrouwtjes vaak wat groter en ronder van bouw dan de mannetjes. Soms onderscheiden de mannetjes zich door een wat donkere keel die een kwaakblaas verraadt. Bij redelijk wat soorten hebben mannetjes, met name tijdens de paartijd, wratachtige verdikkingen aan de binnenkant van de voorpoten. Daarmee kunnen ze de vrouwtjes bij de paring beter in de houdgreep nemen. Bij een enkele soort pijlgifkikker onderscheiden mannetjes zich van vrouwtjes door bredere vingertoppen. Helaas is vaak geen doorslaggevend onderscheid waarneembaar. Het samenstellen van een kweekgroepje blijft daarmee een gok.

TERRARIUM

De natuurlijke omgeving van kikkers en padden en hun gedragspatroon bepalen hoe hun terrarium moet worden ingericht. Er moeten vooral voldoende beschutte plekken aanwezig zijn waar de dieren zich kunnen terugtrekken.

Voor waterbewonende Klauwkikkers is een aquarium met wat stenen, een stronkje hout en waterplanten voldoende. Voor landbewonende kikkers en padden zorgt een laag vochtige turf op de bodem met daarop wat mos en beukenblad, wat klimgelegenheid van takken en een begroeiing van klimplanten en bromelia's voor voldoende afwisseling. Een klein ondiep watergedeelte en dagelijks sproeien zorgen voor het water dat de dieren nodig hebben.

Vanwege het vocht kan een terrarium het beste volledig van glas worden gemaakt, waarbij de afzonderlijke ruiten met speciale aquariumkit aan elkaar worden geplakt. Een bodemoppervlak van 50x50 cm is een veel gehanteerde minimummaat. Voor echte klimmers is soms wel een hoogte van een meter nodig, meestal voldoet 50 cm echter.

De soorten planten bepalen de sterkte van de verlichting. Zo vragen orchideeën veel licht en kunnen mossen en varens met minder toe. Het meest praktische is om boven het terrarium met TL-verlichting te werken. Voor de dieren is vaak niet de sterkte van de verlichting van belang (denk aan de nachtactieve dieren), maar het ritme van dag en nacht. Gezien het feit dat veel terrariumdieren uit de tropische gebieden komen houdt men de daglengte liefst vrij constant, zo'n 12 tot 14 uur per dag.

Ventilatie is nodig om planten niet binnen enkele weken te laten wegrotten en om voldoende afwisseling tussen droge en natte plekken in het terrarium te krijgen. Een met fijn gaas afgeplakt rooster in de bovenplaat (kleine fruitvliegjes mogen er niet doorheen kunnen kruipen) en eenzelfde rooster op vijf tot tien cm boven de bodemplaat aan de voorzijde van het terrarium zorgen voor een goede luchtstroom. Doordat de luchtstroom zich langs de voorruit beweegt blijft deze vrij van condens. Een wegneembare of verschuifbare voorruit vergemakkelijkt de verzorging van de dieren. Worden meerdere terraria naast elkaar gezet, dan zijn twee langs elkaar schuivende ruiten per terrarium handig. Daarvoor zijn speciale profielen verkrijgbaar in de doe-het-zelf-handel.

Echte waterbewonende tropische kikkers hebben een watertemperatuur nodig van 20-25°C.

De meeste landbewonende kikkers en padden uit de tropische laaglanden hebben overdag temperaturen nodig van 23-28°C. De nachttemperatuur mag tot 18 23°C terugzakken. Bij dieren uit de tropische bergstreken (zoals de Buidelkikkers (Gastrotheca sp.) en de meeste klompvoetkikkers (Atelopus sp.)) mogen de nachttemperaturen soms wel tien graden lager liggen. De Mantella's van Madagascar mogen zelfs nachttemperaturen hebben die beneden de 10°C liggen.

Kikkers en padden uit de gematigde klimaatzone, zoals de Noord-Amerikaanse Boomkikker (Hyla cinerea) en de Koreaanse Vuurbuikpad (Bombina orientalis) kennen een zomer- en winterperiode. Onze zomertemperaturen voldoen uitstekend. In de winterperiode moeten de dieren bij voorkeur in een zogenaamde winterrust van ongeveer twee maanden worden gezet met een gelijkmatige temperatuur die ruim boven het vriespunt moet liggen. De stofwisseling van de dieren is dan zo laag dat ze geen voedsel nodig hebben. Deze koude rustperiode is belangrijk als prikkel om in het voorjaar tot voortplanting te kunnen komen.

Met name bij de 'warme' tropische soorten zal het terrarium in onze wintermaanden kunstmatig moeten worden verwarmd. Het meest praktische is om onder het terrarium een thermostatisch geregelde warmtekabel of een warmtemat te gebruiken.

GEDRAG

Het gedrag van kikkers en padden is een belangrijk gegeven bij de inrichting van het terrarium, maar bepaalt ook het aantal dieren dat in één terrarium kan worden gehouden. Bedenk dat bij sommige soorten de mannetjes een eigen territorium willen hebben dat ze fel verdedigen tegen mannelijke soortgenoten en zelfs tegen mannetjes van andere soorten. Zwakkere mannetjes worden onderdrukt en kunnen daardoor uiteindelijk het loodje leggen. Met name bij de veel gehouden pijlgifkikkers zitten enkele beruchte vechtersbazen. Zelfs in een goed beplant en voldoende groot terrarium kunnen meestal niet meer dan twee mannetjes van deze soorten bijeengezet worden. Vrouwtjes zijn doorgaans verdraagzamer en kunnen daarom met meer exemplaren in een terrarium worden gezet.

Een goede stelregel is dat niet meer dan één soort in een terrarium wordt gehouden. Bij voorkeur moeten de dieren van dezelfde grootte zijn. Kikkers en padden eten in principe alles wat beweegt en in hun bek past. Hoornkikkers en grotere boomkikkersoorten zullen binnen een kort tijdsbestek kleinere andere soorten alsook kleinere eigen soortgenoten opgegeten hebben.

VOORTPLANTING

De voortplanting bij kikkers en padden kent een grote variatie. Waterbewonende kikkers en veel paddensoorten leggen hun eieren in het water. Het aantal kan variëren van enkele tientallen tot wel 20.000 per keer. Andere soorten bevestigen hun eieren op bladeren van struiken die boven het water hangen. Soms worden 'nesten' van schuim gemaakt waarin de eieren zich veilig tot kikkervisjes kunnen ontwikkelen. Pijlgifkikkers kennen een vergaande broedzorg waarbij één van de ouderdieren (meestal het mannetje) de kikkervisjes op de rug naar het water brengt. Soms gaat deze broedzorg zo ver dat de kikkervisjes, als ze eenmaal op een beschut plekje met water zijn afgezet, door het moederdier om de paar dagen worden gevoerd met onbevruchte eitjes.

Dikwijls is de voortplanting aan een seizoen gebonden. Dat kan het voorjaar zijn als de omgevingstemperatuur weer oploopt. Bij veel tropische soorten is het begin van de regenperiode het sein voor de voortplanting. Vormt het begin van de regenperiode de prikkel tot voortplanting, dan dient het terrarium daarop te worden ingericht. Een ruim waterbassin is noodzakelijk van waaruit met een pomp het water naar boven wordt gebracht en via een buis met sproeigaatjes als regen weer naar beneden kan vallen. Pijlgifkikkers kunnen door hun speciale broedzorg het gehele jaar door voor nakomelingen zorgen..

Kikkervisjes hebben voor hun ontwikkeling bijna altijd water nodig. Op een enkele soort na kunnen alle kikkervisjes kunstmatig worden opgekweekt met droogvoer voor aquariumvissen. Om vervuiling van het water en daarmee het sterven van de kikkervisjes te voorkomen, moet het water vaak worden ververst. Sommige soorten kunnen bij elkaar in één aquarium(pje) worden opgekweekt. Bij veel pijlgifkikkersoorten zijn de kikkervisjes kannibalistisch zodat elk larfje in een afzonderlijk bakje moet worden opgekweekt.

Afhankelijk van de soort duurt de ontwikkeling tot kikker zes weken tot meer dan een jaar. De overgang van kikkervisje naar kikker (de metamorfose) is een kritische periode. Kan een diertje niet gemakkelijk uit het water komen, dan verdrinkt het onherroepelijk. Als kikkervisje vond de ademhaling plaats via kieuwen, als kikker moet dat via longen gebeuren. De jonge kikkertjes hebben enkele dagen nodig om hun mond om te vormen tot een bek waarmee levend voedsel kan worden gegeten. De jonge diertjes zijn vaak nogal klein, wat betekent dat ze ook maar klein voedsel kunnen eten. In die periode moeten kleine fruitvliegjes, 'stofkrekeltjes' of zelfs nog kleiner voedsel als springstaartjes kunnen worden gegeven.

VOEDSEL

Kikkers en padden zijn echte vleeseters. Het moet nog bewegen ook, anders zullen ze het niet als voedsel herkennen. Dit betekent dat levend voedsel moet worden aangeboden. Afhankelijk van de soort en de grootte van de dieren kunnen dit springstaartjes, fruitvliegjes, krekels, sprinkhanen, meelwormen, regenwormen of zelfs muizen zijn. Wil men zijn dieren goed verzorgen dan is het aan te raden om zelf voedseldieren te kweken. Dat vergt overigens minstens zoveel aandacht als de verzorging van de kikkers en padden zelf.

Volwassen dieren hoeven hooguit twee tot drie keer per week te worden gevoerd. De dieren blijven dan actief op zoek naar voedsel, wat de conditie ten goede komt. Jonge diertjes moeten steeds ruim voedsel bij de hand hebben om probleemloos te kunnen groeien. Bedenk dat dieren in het terrarium, in vergelijking tot het voedselaanbod in de vrije natuur, nogal eenzijdig voedsel krijgen. De kans dat er tekorten optreden aan vitaminen, mineralen en sporenelementen is groot. Het verdient om die reden aanbeveling de voedseldieren steeds met een kalk-vitaminepreparaat te bepoederen. Bij waterbewonende kikkers en padden heeft bepoederen natuurlijk weinig zin.

ZIEKTEN

Gezonde kikkers maken een levendige indruk, staan hoog op de voorpoten en hebben een glanzende strakke huid. Padden hebben gewoonlijk een wrattige huid die wat losser om het diertje zit. Bij aanraken zullen ze meteen wegspringen of een in elkaar gedoken schrikhouding aannemen. Ze moeten kort daarna weer snel hoog op de voorpoten gaan staan. (Uiteraard slapen veel nachtactieve kikkers overdag in een ineengedoken houding, dus daarbij werkt dit trucje niet.)

De dieren mogen niet zodanig vermagerd zijn dat de flanken zijn ingevallen en de ruggengraat zich duidelijk aftekent (bij Makikikkers moet de taille juist zeer smal zijn). Ondervoeding kan daarvan de oorzaak zijn, maar vaker is er dan sprake van een besmetting met wormen. Aan de buitenkant is niet te zien wat de oorzaak is. Bedenk dat als een dier in een slechte conditie is, bestrijding van worminfecties en andere ziekten moeilijk zal zijn. Als dieren duidelijk opgezwollen zijn, is er gewoonlijk sprake van een besmetting met eencellige parasieten. Ze zijn dan meestal weinig levenslustig. Uitzonderingen bevestigen de regel: Hoornkikkers (Ceratophrys sp.) moeten eruit zien alsof ze zijn opgeblazen. Zowel besmetting met wormen als eencellige parasieten kunnen worden behandeld. Daarvoor zijn vloeibare medicamenten beschikbaar die op de huid van de dieren worden gedruppeld. Bedenk echter wel dat er ook andere oorzaken voor vermageren of opzwellen kunnen bestaan.

Huidwondjes geven vaak lelijke infecties die fataal kunnen zijn voor de dieren. Ook daarvoor zijn goede vloeibare medicamenten verkrijgbaar via een dierenarts. Die kan u ook informeren over de doseringen.

FOUTEN

Te vaak worden dieren impulsief aangeschaft. Een haastig ingericht aquarium als tijdelijk onderkomen is een slechte start. Richt eerst een terrarium in en zorg dat u een goed lopende kweek van voedseldieren heeft. Schaf dan pas dieren aan.

Veel kikkers en padden worden te warm of te koud gehouden. Voortdurend de rust verstoren door op zoek te gaan naar de dieren omdat ze zich niet laten zien is een andere beginnersfout. Vaak worden te veel dieren of te veel soorten in één terrarium gehouden. Informeert u zich vóór aanschaf over het gedrag en de natuurlijke leefomgeving van de dieren. Dat helpt u op weg over inrichting, warmte, vochtigheid en verlichting van het terrarium.