Hoe houd ik...

Europese halsbandhagedissen


Herman A.J. in den Bosch

INLEIDING

Ons webzine Pod@rcis is genoemd naar een evolutionair gezien jonge tak van de grote familie Halsbandhagedissen, de Lacertidae. Behalve door Podarcis (Muurhagedisachtigen) is die groep in Europa vertegenwoordigd door de genera Acanthodactylus (Franjeteenhagedissen), Algyroides (Kielhagedissen), Gallotia (Canarische Hagedissen), Lacerta ("de" Halsbandhagedissen), Ophisops (Slangooghagedissen) en Psammodromus (Zandlopers). Hiermee hebben we dan gelijk de bekendste namen gehad (even afgezien van recentere fijnindelingen). Overigens vinden we ook Halsbandhagedissen in Azië (denk maar aan de Langstaarthagedissen, Takydromus) en in Afrika.

De Europese soorten variëren in grootte van heel klein (Tyrrheense Kielhagedis, Algyroides fitzingeri) van zo'n vier cm kop romplengte, tot de meer dan 20 cm grote Parelhagedis (Lacerta lepida).

Veel soorten zijn relatief eenvoudig te houden. Er wordt in Nederland en Duitsland uitstekend gekweekt met hagedissen zodat men zijn dieren kan betrekken van medeliefhebbers. Let er op dat de dieren actief zijn, kwiek uit de ogen kijken, en een goed gevulde staart en dijen bezitten. Op de kaakranden mogen zich geen (platte tot wratachtige) grijsbruine vuile of doorzichtige verdikkingen bevinden. De dieren moeten goed door hun vervellingen zijn gekomen zonder achtergebleven loshangende restjes.

GESLACHTSONDERSCHEID

De beste karakteristieken van vergelijkende aard: de mannetjes zijn grover van bouw, ze hebben - bij een zelfde lichaamslengte - een grotere kop, en ze bezitten een verdikte staartwortel (waarin de hemipenes opgeborgen liggen). Aan de binnenzijde van de dijen hebben beide seksen een rij poriën liggen, maar bij de mannetjes zijn de openingen ervan groter en komen er in de voortplantingstijd dikkere wasachtige staafjes uit. De kleurrijkste hagedissen zijn vrijwel altijd mannetjes.

TERRARIUM

Een eenvoudig, maar goed sluitend glazen of plastic terrarium met als minimummaten 30x30x60 cm (bxhxl) voorzien van een gazen deksel, voldoet net voor de kleinere hagedissen van circa zes cm kop romplengte. Forsere soorten behoeven uiteraard een groter verblijf.

Als bodembedekking bij voorkeur geen zand ter vermijding van oogproblemen. Takken en planten zijn leuk als klimgelegenheid. Enkele stenen dienen altijd aanwezig te zijn om de nageltjes te laten slijten. Leg die stenen goed vast anders pletten ze op een ongelukkig moment een hagedis. Als schuilplaats maken de dieren graag gebruik van spleten en ruimtes onder platte stenen en schors.

Voor verlichting en tegelijk verwarming voldoen spotjes vanaf 25 W goed. Dit geeft plaatselijk een verhoging van de temperatuur (zorg voor 30 35°C op de 'zonplekjes') terwijl er tegelijk koele gedeelten overblijven. 's Nachts is een afkoeling uitstekend. Geef in de zomer minstens 8 10 uur licht per dag, in voor  en najaar is een paar uur voldoende. Het licht mag zelfs een tijdlang uit.

Een echte winterslaap van één tot vier maanden bij 2 4°C in bijvoorbeeld vochtige turfmolm afgedekt met een laagje beukenbladeren, is bij veel soorten een voorwaarde om tot voortplanting te komen. De dieren moeten hun maag en darmen geleegd hebben, anders gaat de inhoud daarvan tot ongecontroleerde ontbinding over, met de dood als gevolg. Laat ze vóór de winterslaap een paar dagen vasten terwijl de lamp nog brandt. Denk na bij het in winterslaap stoppen: soorten die in de natuur hooguit een wat koelere periode kennen, zoals bijvoorbeeld Podarcis milensis, afkomstig van een mediterraan vakantie-eiland, overleven vier maanden nabij het vriespunt uiteraard niet; bergsoorten zoals Lacerta mosorensis worden juist ziek van een "doorwaakte" winter.

De meeste Europese hagedissen zijn goed te houden in buitenterraria. Zorg dat er 's zomers naast zon voldoende schaduw is, en dat de beestjes 's winters diep genoeg kunnen wegkruipen om de vorst te overleven. Een hoge waterspiegel in de tuin kan funest zijn. Bescherm het terrarium tegen ongewenste bezoekers van boven (vogels, katten) en onderen (mollen, ratten, muizen).

Laat u nooit verleiden tot het uit de bak halen voor nieuwsgierigen. De hagedissen kunnen er niet tegen en ze zullen op 'onverklaarbare' wijze wegkwijnen.

GEDRAG

Het liefst houdt men één paartje tezamen, of een mannetje met enkele wijfjes. Twee mannetjes is vragen om problemen. Bij het paargedrag hoort bijten van het mannetje in (vaak de flank van) het vrouwtje. Dit is geen reden om in te grijpen. Te paarlustige mannetjes zullen de vrouwtjes echter uiteindelijk in een kleiner terrarium dodelijk verwonden, zodat deze paartjes niet langdurig bij elkaar kunnen blijven. Zorg dat het vrouwtje haar eieren kan afzetten in een bakje met vochtige aarde. De eieren daarna onderbrengen in een broedstoof bij 25 30°C. Goede eieren hebben een perkamentachtige schaal en staan mooi strak; slappe, ingedeukte eitjes zijn waarschijnlijk onbevrucht en incuberen daarvan is zinloos.

De jonge hagedisjes voert men kleine krekeltjes en/of klein weideplankton. Breng de jongen in een apart terrarium onder: de ouders herkennen ze zelden als hun kroost.

Hagedissen zijn zonaanbidders. Zie erop toe dat ze ieder een zonplekje hebben zodat ze elkaar niet voortdurend in de weg zitten. Zorg vanzelfsprekend ook voor schaduw. Daarnaast houden ze van lichaamsbeweging. Allerlei klimmogelijkheden worden op prijs gesteld.

Het samenhouden met andere reptielen of amfibieën valt zeer af te raden.

SOORTEN

Iedere soort stelt weer net iets andere eisen, sommige zijn onderling heel vreedzaam, andere juist niet, sommige laten zich snel uit hun doen brengen door verstoring, andere moet je letterlijk opzij duwen tijdens voeren en water verversen.

Europese soorten zijn beschermd, maar de regels voor het houden in terraria - al dan niet met ontheffing - verschillen per land. Nog afgezien van de wetgeving: begin niet aan de Levendbarende Hagedis (Lacerta vivipara), de Muurhagedis (Podarcis muralis) en de Algerijnse Zandloper (Psammodromus algirus). Dit zijn heel lastige klanten. De hagedissen van de Canarische Eilanden (Gallotiasoorten) zijn in het terrarium dikwijls extreem schuw, waardoor men er weinig aardigheid aan beleeft. De Grote Groene Hagedissen (o.a. de Smaragdhagedis, Lacerta viridis en Lacerta bilineata, of de Turkse vormen van Lacerta media en Lacerta pamphylica) zijn vaak dankbare soorten; enige vertegenwoordigers worden zelfs min of meer tam en nemen voedsel uit de hand aan. Bij de kleinere hagedissen is de Ruïnehagedis (Podarcis sicula) een soort die tegen een stootje kan.

VOEDSEL

Hagedissen eten voornamelijk insecten. Vooral eilandvormen eten in het wild wel eens vruchten. Zorg dat de voedseldieren zoals krekels, meelwormen en Buffalowormen, vooral eerst zelf voldoende gezond voedsel met veel kalk (bijvoorbeeld opfokvoer voor vogels) naar binnen hebben gekregen. Pas dan kan men op de lange termijn de hagedissen gezond houden. Bestrooi de insecten met een mineralenmengsel vóór ze opgevoerd worden. Zorg voor hapklare brokjes kalk (bv. stukjes kippeneischaal). Toevoeging van wateroplosbare ('aquosum') vitamine A en D3 aan het drinkwater is absoluut noodzakelijk! Zorg voor minimaal 20.000 I.E. vitamine A en 20.000 I.E. vitamine D3 per liter. Ververs drinkwater het liefst dagelijks. Ultraviolet licht zorgt in de natuur voor een juiste vitamine D huishouding. In kleine terraria is deze situatie eventueel na te bootsen met halogeenlampjes, maar vertrouw vooral op de vitaminedruppels.

ZIEKTEN

Als algemeen waarschuwingsteken dat er iets mis is, geldt het niet wegkruipen 's avonds. Probeer de oorzaak te achterhalen.

De genoemde vitaminen en mineralen zorgen ervoor dat uw dieren geen botproblemen krijgen. Opgezwollen, tranende oogjes kunnen duiden op een gebrek aan vitamine A. Een vieze bek is een symptoom van een lastig te bestrijden infectieziekte die niet alleen het mondslijmvlies heeft aangetast, maar in feite door het hele lichaam van de hagedis zit. Plaatselijke bestrijding met antibioticazalf helpt daarom maar gedeeltelijk. Langdurige, orale toediening van antibiotica geneest echter vrijwel altijd. Laat de moed vooral niet te snel zakken en blijf nog even doorgaan met de behandeling als de bek alweer schoon lijkt. Enkele soorten (Podarcis lilfordi, Podarcis pityusensis) en verzwakte dieren zijn vatbaar voor deze besmettelijke aandoening. Plaats de zieken in quarantaine!

Ectoparasieten in de vorm van teken en mijten (de zogenaamde bloedluis) zijn eenvoudig te bestrijden met Vapona of een ander ectoparasiticum. Doe dit in overleg met uw dierenarts of een zeer ervaren liefhebber en ga niet zomaar met insecticide spuiten. Observeer uw dieren bij de behandeling: een individueel dier kan allergisch reageren. Gebruik nooit permethrine (Ardap Spray); dit is dodelijk voor kleine hagedissen.

Dieren die goed eten maar toch vermageren, hebben mogelijk ingewandswormen.

Vervellen, de opperhuid die gedurende enkele dagen in lapjes loslaat, is een normaal verschijnsel bij hagedissen en vormt absoluut geen teken van ziekte. De huid wordt zo een paar maal per jaar vernieuwd.

Wit of gelig verkleurende plekjes die niet het gevolg zijn van achtergebleven stukjes vervelling (wat op zich al niet goed zou zijn) kunnen duiden op huidschimmel. Veelal helpt een zalf met miconazolnitraat, verkrijgbaar als middel tegen zwemmersexceem (een schimmelaandoening tussen de tenen van de mens) bij de drogist.

Tot slot: vrijwel alle hagedissen hebben een staart die afbreekt indien men die ruw beetpakt. Dit is geen ziekte, maar een natuurlijk ontsnappingsmechanisme. Men vatte zijn dieren dus niet bij de staart.

ANDERE KLEINE HAGEDISSEN: AARDLEGUAANTJES

De leefwijze van een aantal in gematigde Zuid-Amerikaanse streken voorkomende Aardleguaantjes is ongeveer vergelijkbaar met die van Europese hagedissen: maak niet de fout te denken dat alle Zuid-Amerikaanse dieren uit het tropisch regenwoud komen.

Een algemene vorm is de Groene Aardleguaan, Liolaemus tenuis. De mannetjes daarvan zijn groen met blauwe flanken, de vrouwtjes bruin met lichte vlekken. Bij wittige vlekken op de huid van de dieren is het terrarium te vochtig. In een te droge omgeving vervellen de dieren weer slecht: probeer een gulden middenweg en sproei af en toe. De onderling onverdraagzame jongen kweekt men het best apart op. Overigens klimmen de dieren graag in takken, ondanks hun naam. De naamgeving van Zuid-Amerikaanse hagedissen is bepaald nog niet uitgerijpt en bovendien circuleren er vooral in de handel veel verzonnen namen. Bij de op grotere hoogte voorkomende, levendbarende Liolaemus gravenhorsti is er waarschijnlijk sprake van meerdere soorten onder één naam. Voor de eierleggende Liolaemus chilensis geldt een vergelijkbaar verhaal.

Overigens zouden de laatste tijd vooral allerlei soorten Peru-legaantjes geïmporteerd worden, en wanneer men bedenkt dat aldaar vrijwel ieder denkbaar klimaat te vinden valt, is het bijzonder belangrijk de herkomst te achterhalen. Doe dit voor de aanschaf, niet achteraf!

Gedurende onze zomer is het winter in Zuid-Amerika en omgekeerd. Houd daar rekening mee bij nieuw-geïmporteerde dieren. Bij voorkeur begint men uiteraard met nakweek van liefhebbers; die dieren zijn al aangepast aan ons jaarritme, ze zijn waarschijnlijk vrij van parasieten en de kweker is een bron van informatie.

TIJDSCHRIFT

Het Duitse blad Die Eidechse (www.dght.de/lacertid.htm) is gespecialiseerd in Halsbandhagedissen.